Met de partybus van Quito naar Lima
Na meer dan vier weken in het veelzijdige Ecuador namen Hannah en ik de bus van Quito naar Lima. Een tocht waar we 32 uur over deden - dat is dan inclusief de gebruikelijke 6 uur pech. Ondanks het feit dat deze busreis wel erg lang duurde was hij allerminst saai te noemen. De bus herbergde een zeer gemêleerd gezelschap, variërend van orthodoxe Joden tot een feestende negerfamilie uit Colombia. Nadat de radio het begeven had begonnen zij zelf muziek te produceren en te dansen in het gangpad.
Ook het landschap maakte deze tocht erg boeiend. We begonnen op meer dan 3000 meter hoogte, waarna we door nevelwouden reden en eindigden in een woestijn op zeeniveau. 's Avonds laat kwamen we aan in Lima.
Pisco en Ballestas
Na een nacht goed slapen vertrokken we alweer naar Pisco, een stad drie uur rijden ten zuiden van Lima. Dit is één van de steden die het zwaarst getroffen werden tijdens de aardbeving in 2007, de sporen van de aardbeving zie je overal; veel huizen en wegen moeten nog worden gerepareerd. Vanuit Pisco gingen we met een boottocht naar de Ballestas eilanden, die zo’n 1,5 uur varen uit de kust liggen en waar gigantische aantallen zeeleeuwen en zeevogels leven. Tezamen produceren deze vogels een buitensporige hoeveelheid poep die gewonnen en vervolgens als mest verkocht wordt.
Gedurende de hele tocht waren we alert op dolfijnen, want we wisten dat die hier te zien zouden moeten zijn. Ondanks intensief speuren konden we ze niet vinden, maar bij aankomst in het haventje bleek daar een school tuimelaars tussen de steigers te zwemmen!
‘s Middags bezochten we nog het nationaal Park Paracas, een kustwoestijn. We aten in een afgelegen dorpje in een restaurant op de pier. Terwijl we een geweldig lekker maal verorberden scoorden we nog een groep tuimelaars, een zeeotter en een flinke lading interessante vogels.
We hadden deze dag een zeer behulpzame gids, die het geweldig vond dat ik naar vogels keek – een gewoonte die meer mensen zouden mogen hebben. Hij had ons al verschillende keren verteld dat we nog makkelijk de bus naar Nazca konden halen. Deze bus zou vertrekken om 16.00u. Rond die tijd huppelden we echter nog vrolijk door de woestijn. Uiteindelijk waren we rond 17.00u weer in Pisco en daar bleek dat de bus nog niet gearriveerd was. Hannah en ik haastten ons om onze backpacks op te halen in het hotel. Snel weer terug naar het busstation en inderdaad kwam een uur of drie later de bus aanrijden. Dat wil zeggen, de bus stopte om onverklaarbare reden een kilometer verderop, zodat we eerst nog een flink eind moesten lopen.
Zuinige Zeeuwen in Nazca
Nazca is bekend om de Nazca-lijnen. In een ver verleden maakte het Nazca-volk hier figuren in het zand, niets bijzonders zou je zeggen, ware het niet dat deze figuren alleen fatsoenlijk te zien zijn vanuit de lucht. Dit heeft ervoor gezorgd dat vele mensen denken dat dit volk kon vliegen, maar het bewijs daarvoor is nooit geleverd. In Nazca zelf kun je voor veel geld een rondvlucht maken om deze lijnen te zien. Als zuinige Zeeuwen besloten wij het te doen met een bezoek aan een museum over dit verschijnsel.
In Nazca zocht ik een tijd naar een bus die ons overdag naar Cuzco kon brengen. Tijdens deze zoektocht kwam ik twee dingen te weten: er gaan alleen ’s nachts bussen naar Cuzco en levende lama’s kunnen onderin de bus.
De Inca-jungle trail
Van alle steden die wij in Peru bezochten was Cuzco zeker de mooiste en gezelligste. Mooie pleinen, smalle, steile straatjes en statige koloniale gebouwen. Cuzco is een zeer toeristische stad omdat het de uitvalsbasis is voor trektochten naar Machu Picchu. De meeste van deze trektochten zijn zeer prijzig en je loopt er in de file, iets waar wij uiteraard geen zin in hadden. Wij kozen voor een alternatief; de zogenaamde “Inca-jungle-trail” een vierdaagse tocht die begint met een spectaculaire bustocht naar een meer dan vier kilometer hoog gelegen pas. Daar stapten we over op mountainbikes en reden we urenlang bergafwaarts, eerst over verharde, daarna over onverharde wegen. We waren niet de enige toeristen die voor dit alternatief hadden gekozen. Regelmatig haalden we andere mountainbikers in die duidelijk niet vaak fietsten. Verschillende mensen raakten lichtgewond en sommigen besloten zelfs dit fietstochtje te staken en verder te gaan met de bus.
De tweede dag van de trail liepen we over steile bergpaden. Diep onder ons stroomde de Rio Urubamba en ondertussen luisterden we naar de vogels, de stilte en zo nu en dan de panfluit van onze gids. Het middagmaal gebruikten we bij een familie die diep in de bergen woonde. We kregen geen cuy (cavia) te eten, maar zo te zien stond dat wel regelmatig op het menu. In de keuken liepen er een stuk of twintig vrij rond die nog moesten worden vetgemest. We kampeerden bij warmwaterbronnen, waarin we ons bij de opkomende volle maan uitgebreid opfristen.
Via verlaten treinsporen kwamen we aan het einde van de derde dag in het dorp Aguas Caliente. Het enige bestaansrecht van dit dorp is toerisme. Toch is het een erg leuk dorp, klein, gezellig en autovrij, want het is alleen via junglepaden of met de trein te bereiken.
Na meer dan vier weken in het veelzijdige Ecuador namen Hannah en ik de bus van Quito naar Lima. Een tocht waar we 32 uur over deden - dat is dan inclusief de gebruikelijke 6 uur pech. Ondanks het feit dat deze busreis wel erg lang duurde was hij allerminst saai te noemen. De bus herbergde een zeer gemêleerd gezelschap, variërend van orthodoxe Joden tot een feestende negerfamilie uit Colombia. Nadat de radio het begeven had begonnen zij zelf muziek te produceren en te dansen in het gangpad.
Ook het landschap maakte deze tocht erg boeiend. We begonnen op meer dan 3000 meter hoogte, waarna we door nevelwouden reden en eindigden in een woestijn op zeeniveau. 's Avonds laat kwamen we aan in Lima.
Pisco en Ballestas
Na een nacht goed slapen vertrokken we alweer naar Pisco, een stad drie uur rijden ten zuiden van Lima. Dit is één van de steden die het zwaarst getroffen werden tijdens de aardbeving in 2007, de sporen van de aardbeving zie je overal; veel huizen en wegen moeten nog worden gerepareerd. Vanuit Pisco gingen we met een boottocht naar de Ballestas eilanden, die zo’n 1,5 uur varen uit de kust liggen en waar gigantische aantallen zeeleeuwen en zeevogels leven. Tezamen produceren deze vogels een buitensporige hoeveelheid poep die gewonnen en vervolgens als mest verkocht wordt.
Gedurende de hele tocht waren we alert op dolfijnen, want we wisten dat die hier te zien zouden moeten zijn. Ondanks intensief speuren konden we ze niet vinden, maar bij aankomst in het haventje bleek daar een school tuimelaars tussen de steigers te zwemmen!
‘s Middags bezochten we nog het nationaal Park Paracas, een kustwoestijn. We aten in een afgelegen dorpje in een restaurant op de pier. Terwijl we een geweldig lekker maal verorberden scoorden we nog een groep tuimelaars, een zeeotter en een flinke lading interessante vogels.
We hadden deze dag een zeer behulpzame gids, die het geweldig vond dat ik naar vogels keek – een gewoonte die meer mensen zouden mogen hebben. Hij had ons al verschillende keren verteld dat we nog makkelijk de bus naar Nazca konden halen. Deze bus zou vertrekken om 16.00u. Rond die tijd huppelden we echter nog vrolijk door de woestijn. Uiteindelijk waren we rond 17.00u weer in Pisco en daar bleek dat de bus nog niet gearriveerd was. Hannah en ik haastten ons om onze backpacks op te halen in het hotel. Snel weer terug naar het busstation en inderdaad kwam een uur of drie later de bus aanrijden. Dat wil zeggen, de bus stopte om onverklaarbare reden een kilometer verderop, zodat we eerst nog een flink eind moesten lopen.
Zuinige Zeeuwen in Nazca
Nazca is bekend om de Nazca-lijnen. In een ver verleden maakte het Nazca-volk hier figuren in het zand, niets bijzonders zou je zeggen, ware het niet dat deze figuren alleen fatsoenlijk te zien zijn vanuit de lucht. Dit heeft ervoor gezorgd dat vele mensen denken dat dit volk kon vliegen, maar het bewijs daarvoor is nooit geleverd. In Nazca zelf kun je voor veel geld een rondvlucht maken om deze lijnen te zien. Als zuinige Zeeuwen besloten wij het te doen met een bezoek aan een museum over dit verschijnsel.
In Nazca zocht ik een tijd naar een bus die ons overdag naar Cuzco kon brengen. Tijdens deze zoektocht kwam ik twee dingen te weten: er gaan alleen ’s nachts bussen naar Cuzco en levende lama’s kunnen onderin de bus.
De Inca-jungle trail
Van alle steden die wij in Peru bezochten was Cuzco zeker de mooiste en gezelligste. Mooie pleinen, smalle, steile straatjes en statige koloniale gebouwen. Cuzco is een zeer toeristische stad omdat het de uitvalsbasis is voor trektochten naar Machu Picchu. De meeste van deze trektochten zijn zeer prijzig en je loopt er in de file, iets waar wij uiteraard geen zin in hadden. Wij kozen voor een alternatief; de zogenaamde “Inca-jungle-trail” een vierdaagse tocht die begint met een spectaculaire bustocht naar een meer dan vier kilometer hoog gelegen pas. Daar stapten we over op mountainbikes en reden we urenlang bergafwaarts, eerst over verharde, daarna over onverharde wegen. We waren niet de enige toeristen die voor dit alternatief hadden gekozen. Regelmatig haalden we andere mountainbikers in die duidelijk niet vaak fietsten. Verschillende mensen raakten lichtgewond en sommigen besloten zelfs dit fietstochtje te staken en verder te gaan met de bus.
De tweede dag van de trail liepen we over steile bergpaden. Diep onder ons stroomde de Rio Urubamba en ondertussen luisterden we naar de vogels, de stilte en zo nu en dan de panfluit van onze gids. Het middagmaal gebruikten we bij een familie die diep in de bergen woonde. We kregen geen cuy (cavia) te eten, maar zo te zien stond dat wel regelmatig op het menu. In de keuken liepen er een stuk of twintig vrij rond die nog moesten worden vetgemest. We kampeerden bij warmwaterbronnen, waarin we ons bij de opkomende volle maan uitgebreid opfristen.
Via verlaten treinsporen kwamen we aan het einde van de derde dag in het dorp Aguas Caliente. Het enige bestaansrecht van dit dorp is toerisme. Toch is het een erg leuk dorp, klein, gezellig en autovrij, want het is alleen via junglepaden of met de trein te bereiken.
Machu Picchu
Op de ochtend van de vierde dag vertrokken we om 4.00u s’ochtends naar Machu Picchu. Ons vroege vertrek had drie redenen: 1) de ochtendnevel boven de ruïnes zien optrekken is prachtig 2) je bent in Machu Picchu voordat er 5000 andere toeristen arriveren 3) lopen door een donker oerwoud is boemlau.
Aanvankelijk was ik bang dat Machu Picchu misschien tegen zou vallen, maar dat deed het absoluut niet. Een beetje jammer dat je later op de dag struikelt over de toeristen, maar ook hier bleek weer dat je je gemakkelijk aan de kudde kunt onttrekken. We besloten naar de top van de berg Machu Picchu te lopen (waar de stad dus naar vernoemt is) en prompt kwamen we geen hond meer tegen en slechts vijf toeristen. En dat terwijl je vanaf de top een uitzonderlijk mooi uitzicht hebt over de stad.
Pinpaspaniek
Met trein en bus gingen we terug naar Cuzco. Hier brachten we de zondag door en ging ik hard op zoek naar mijn pinpas die op onverklaarbare wijze verdwenen was. Ik bezocht de bank waar ik voor het laatst gepind had, om te kijken of ik de pas daar misschien per ongeluk had achtergelaten. Dat klinkt behoorlijk dom, maar overkomt heel wat toeristen, omdat het pinautomaat eerst geld geeft en daarna de pas. Bij de bank kwam ik erachter dat veel mensen enthousiast wegrennen als ze hun geld hebben. Nadat ik met mijn Spaanse woordenboek had duidelijk gemaakt dat ik mijn pinpas was verloren, werden er direct een stuk of twintig pinpassen tevoorschijn getoverd. Waar de mijne helaas niet tussen zat. Dat was een behoorlijke tegenvaller, want hiermee was de laatste mogelijkheid om eenvoudig aan geld te komen verdwenen. We konden nu nog stelen, bedelen of opbellen naar de Postbank om hen via Western Union geld aan ons te laten overmaken. We besloten uiteindelijk het laatste te doen.
Drijvende eilanden
Vanuit Lima namen we een binnenlandse vlucht naar Juliaca. Vanhier gingen we naar Puno, waar we ons inscheepten voor een tocht naar de Uros eilanden en de eilanden Amantani en Taquile. De Uros eilanden zijn door mensen (het Uros-volk) van riet gemaakte, drijvende eilanden. Zij bedachten deze methode om de Incas te kunnen ontvluchten. Nog steeds leven de Uros op deze manier en houden zij zich in leven met vissen en toerisme. Na een urenlange vaartocht meerden we aan op Amantani. Al dwalende over het eilandje kwamen we plotseling terecht bij een bruiloft. Vanaf een wat hoger gelegen punt hadden we een leuk uitzicht over de feestende dorpelingen. Het maïsbier vloeide rijkelijk, getuige de oude mannetjes die met grote regelmaat achter een oud muurtje verdwenen. Tegen de avond waren we op het strand en zagen overal aan de horizon de besneeuwde toppen van de Andes. Nadat het helemaal donker was geworden genoten we van de sterrenhemel, die we door de heldere lucht en het volledig ontbreken van lichtvervuiling beter dan ooit te zien kregen.
We brachten de nacht door in het huis van een minivrouwtje dat zoals alle vrouwen hier geheel traditioneel gekleed was. In een rokerig keukentje maakte ze op het vuur een lekkere maaltijd voor ons klaar. Bij het licht van kaarsen zochten we ons bed op, want van elektriciteit hebben ze op Amantani nog nooit gehoord.
Grensperikelen en de bodem van onze geldkist
Teruggekomen in Puno namen we de bus naar de Boliviaanse grens. Tot nu toe hadden grenzen ons geen enkel probleem opgeleverd, ook niet met het noodpaspoort van Hannah. Normaalgesproken is een noodpaspoort voor corrupte grenswachters een uitgelezen mogelijkheid om aan wat extra geld te komen. Daar Bolivia bekend staat om corrupte grenswachters verwachtten we problemen en die kregen we dan ook. Niet vanwege het noodpaspoort, maar vanwege één of ander klein papiertje dat we bij binnenkomst van Peru gekregen zouden moeten hebben. Dit papiertje hadden wij niet meer en dat was uiteraard “no problem” als we maar even $5,- per persoon op tafel legden. Daar had ik geen zin in en ik protesteerde heftig. Dat schoot de baas der grenswachters in het verkeerde keelgat. Vervolgens gooide ik het snel over een andere boeg en begon een slijmoffensief, maar zonder resultaat. We werden van de Peruaanse naar de Boliviaanse post gestuurd en daar werd uiteraard naar het betreffende briefje gevraagd. Wijs geworden besloten we de grenswachter aldaar direct een kleinigheid toe te stoppen en konden we zonder verdere “problems” Bolivia in.
We verbleven nu aan de zuidkant van het Titicacameer in Copacabana een bedevaartsoord voor Bolivianen. Middenin dit stadje staat een grote witte kerk en voor de kerk verzamelt zich twee keer per dag een stoet auto’s, vrachtwagens etc. Vervolgens komt er een priester die de voertuigen inzegent en besprenkelt met wijwater. Na de inzegening doen de eigenaars zelf het nog eens dunnetjes over: ze bedelven de auto’s onder een lading bier en rozenblaadjes en steken vuurwerk af, pas daarna kun je veilig op weg.
Vanuit Copacabana vertrokken we naar La Paz, in deze drukke, maar mooi gelegen stad verbleven we nog twee dagen.
De laatste nacht sliepen we noodgedwongen op het vliegveld, dat was namelijk gratis en ons geld was nu ècht op…